Taunus
De Taunus is het zuidoostelijke deel van het Rijnlandse leisteengebergte. Het middelgebergte is ongeveer 75 km lang van zuidwest naar noordoost en ongeveer 35 km breed van noordwest naar zuidoost, beslaat een oppervlakte van ongeveer 2700 km². In het westen grenst het Boven Midden-Rijndal aan de Taunus en scheidt het van de westelijke Hunsrück. In het noorden vormt de vallei van de Lahn (Giessen-Koblenzer Lahntal) met het Limburgse Bekken een zeer scherpe landschappelijke grens met het noordelijke Westerwald. In het oosten, het Giessen-bekken (het meest zuidelijke deel van het West-Hessische hoogland) met Dießenbach en Kleebach grens in het noorden, de Wetterau met Wetter en Nidda ten zuiden van het leisteengebergte; in het zuiden vormen de Rheingau en de uitlopers van de Main-Taunus natuurlijke grenzen. De laatste drie landschappen maken deel uit van het Rijn-Main laagland.
Aan de zuidelijke rand liggen de steden Rüdesheim am Rhein, Wiesbaden, Hofheim am Taunus en Bad Homburg vor der Höhe op de kruisingen met de valleien van de Bovenrijn en de Main; de steden Bad Nauheim en Butzbach liggen aan de oostelijke rand op de kruising met de Wetterau; in het noorden aan de Lahn grenzen de steden Wetzlar, Weilburg, Bad Ems en Lahnstein aan de Hintertaunus; in het westen aan de Midden-Rijn ligt onder andere Lorch op de naad (elk tegen de klok in).
In het zuiden liggen de meer beboste en hoger gelegen delen, namelijk de Vordertaunus (natuurlijk ook wel Vortaunus genoemd) en de Hohe Taunus (Taunus hoofdkam), waar in het Feldbergmassief niet alleen de Taunus maar van de gehele Rijnlandse leisteen het hoogst is. Bergen worden bereikt. Daarom is het klimaat hier ruiger dan in de bovenstroomse landschapsgebieden - het is gemiddeld kouder, het regent en vooral sneeuwt het meer. Het onstuimige reliëf biedt weinig ruimte voor nederzettingen en agrarisch gebruik. Op de veelal ondiepe en vruchtbare gronden, ontstaan uit zuurgesteente, is hier vooral bos. De Vortaunus is inconsistenter dan de hoofdkam, is morfologisch meer gefragmenteerd en de baaien van de uitlopers verdelen hem meer.
Hintertaunus is de naam die wordt gegeven aan het gebied ten noorden van de Hoher Taunus tot aan het Lahndal. Het landschap is hier lager en minder bergachtig dan in de zuidelijke Taunus. Tussen de valleien, waarvan sommige vrij diep zijn, zijn er uitgesproken plateaus (egaliseerde gebieden) met zwaar landbouwgebruik. Omdat meestal alleen de hellingen van de vallei bebost zijn, is de Hintertaunus over het algemeen meer open. Het landschap van de Hintertaunus is inconsistenter vanwege de verschillende hoogteverschillen. Dit is duidelijk zichtbaar in het oostelijke Hintertaunus. Hier is er bijvoorbeeld een hooggelegen landschap met dichte bosbedekking, een ruwer klimaat en arme grond in het Pferdskopf-Bergland; maar ook het Useer-bekken, een zacht glooiend, open bekkenlandschap met vruchtbare grond en een evenwichtig klimaat.
De Hintertaunus is verdeeld in de westelijke en oostelijke Hintertaunus door de Idstein-depressie, die zich ontwikkelde in het Idstein-Bad Camberg-gebied. De Idsteiner Senke verbreedt zich richting het Lahndal richting het Limburgse Bekken en staat in het noorden ook wel bekend als de Goldener Grund, waarschijnlijk omdat de landbouw hier gunstiger omstandigheden vond. Het reliëf is licht golvend, de bodem is vruchtbaar door het hoge aandeel löss en het klimaat is milder door de ligging van het bassin.